U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mus"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 441 - 460 van 500
- opholden: Ik mus der iedere keer bij weg; ik worde zo vaeke op eholden (Wapse)
- opholden: Ik mus het verkeer even opholden, veur de overstekende kindern (Norg)
- opholden: Hij mus scheppen en ik mus de zak opholden (Barger Oosterveld)
- opjagen: Hij mus het wild veur de jagers opjagen (Hijken)
- opklounen: Ik mus mien vrouw helpen om een bos gaoren op te klounen (Eexterveen)
- opkommen: Ik mus veur deinst, ...veur een exaomen opkommen
- opkrimpen: Een hoepel wordt gloeiend maakt, kwam dan op een rad en mus door opkrimpen (Barger Compascuum)
- opleiden: De smid mus die jong nog opleiden (Rolde)
- oppoetsen: Hij mus zich oppoetsen, veur hij weg much (Weiteveen)
- oppolitoeren: Wij kwamen wat laot vort, de vrouw mus zuk nog eerst wat oppolitoeren
- opscheppen: Het is wal een aordige kerel, mor hie mus niet zo opscheppen (Sleen)
- opschudder: Mien va luup bij het dörschen en die was opschudder. Die mus de legge opschudden (Sleen)
- opsloeken: Hie mus hielwat opsloeken, ...opvreten (Sleen)
- opspelden: Ik kom der zo an, even de mus opspelden (Sleen)
- opsteken: As de andern hen melken gungen, mus ik de eerappels opsteken (Barger Oosterveld)
- opsteken: Mij dunkt, ik mus een paor hozen opsteken
- opstoeken: Zie mus bevallen, maar het is weer opstoekt
- opstrieken: De welder mus, wat er staon bleven was, even weer opstrieken (Sleen)
- opvreten: Hie mus hielwat opvreten
- opzeggen: mus de huur opzegd worden (Padhuis)