U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nooit"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 441 - 460 van 500
- sukerziekte: Sukerziekte, daor koj nooit wèer of (Westerbork)
- talen: Hie hef nooit een vrouw had; hij hef der zöls nooit naor taald
- teer II: Het is zo'n teer poppie, maor het is toch haost nooit zeek (Beilen)
- tegenbongelen: Hie is het nooit met je iens; hie bongelt aaid tegen (Sleen)
- tegendraods: Hij is altied tegendraods, het past hum nooit (Gasselte)
- tegenprooties: Die man hef nooit gien tegenpraoties (Norg)
- tegenslag: Die tegenslag is e nooit teboven kommen (Eext)
- tegenstribbeln: Dei man stribbelt altied tegen, gef nooit gien geliek (Valthermond)
- teut I: Wat is dat een teut, die hef de mond nooit stil (Emmen)
- tevree: Dai wil het middelste mit de baide enden; dai is nooit tevree (Tweede Exloërmond)
- thoes: Ze bint nooit thoes (Zuidlaren)
- tien III: Mit ene die ik het lèven zo lekker zal maken, det hij nooit naar een aander teit
- toebieten: Biet mar toe, zo'n kaans kriej nooit weer (Padhuis)
- toedracht: De juuste toudracht bunt ze nooit gewaar worden (Barger Oosterveld)
- toegeven: Hol de kop er mar veur, nooit toegeven (Oosterhesselen)
- toerloos: Die kèrel wordt nooit mu, die döt mor toerloos dèur (Sleen)
- toestemming: Ik geef mien toustemming nooit (Emmer Erfscheidenveen)
- touwvast: Dat peerd weigert nooit, die is touwvast (Borger)
- treuzelaar: Die komp nooit op tied weg, dat is zo'n treuzelkonte (Hoogeveen)
- tumig: Aj een hoesholding hebt met wat kinder, dan hej het haost nooit teumig (Anderen)