U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vrogger"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 441 - 460 van 500
- ontginnen: Ontginnen deden ze vrogger mit acht pèerden veur de ploeg (Hollandscheveld)
- oorring: Vrogger drèugen schippers wel ies een oorringe (Dwingelo)
- oosterd I: As wij vrogger naor oosterd gungen, waor femilie woonde, dan schölden ze oens (van westerd) altied (Broekhuizen)
- oostganger: Die vrogger hen Indië gungen, waren oostgangers (Buinen)
- ophakken: Het boekweitland wuurd vrogger ophakt (Padhuis)
- ophèurder: Wij kregen vrogger seins een opheurder veur de bosschoppen en dan kwamen ze het later brengen (Koekange)
- opkoken: Vrogger mussen ze de wasse - het witgoed dan - altied opkaoken um het goed schone te kriegen (Hoogeveen)
- oplakken: Vrogger gungen ze een olde fiets nog wal ies oplakken (Zwinderen)
- oplegger: Vrogger schaatsten wij met een hele troep jongen en wichter. Vake deden wij dan opleggertie (Erica)
- opnimmen: Het naoberschup worde vrogger hoog op eneumen (Nijeveen)
- oppermachtig: De dikke boeren waren vrogger oppermachtig (Noordscheschut)
- opzuken: Vrogger gungen ze met de kaore bij de weg langes um de keutels op te zuken (Broekhuizen)
- otter: Der zaten vrogger otters in de stroom (Dwingelo)
- overlopen II: Vrogger leup de stroom 's winters altied over (Diever)
- overvloedig: Ze hadden het vrogger niet altied overvloedig (Padhuis)
- padschoffel: Vrogger wuurden de erpel met een padschoffel schoonholden (Stieltjeskanaal)
- pak I: Vrogger hadden ze pakken stro, tegenswoordig pakkies (Hollandscheveld)
- pak I: Vrogger zaten de kiender stief in het pak (Dwingelo)
- panhering: Vrogger gung der nog wel ies een uutroeper deur het dorp, wanneer een schip mit panhering in de vaor (De Wijk)
- pannenbössel: De pannenbössel was vrogger van hèeide (Sleen)