U zocht voorbeeldzinnen met daarin "alles"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- oogstmaond: Een dreuge oogstmaond is alles weerd (Elim)
- opbargen: Ik heb alles netties opbaargd, ...opbörgen (Eext)
- opdrinken: Met neijaor hew hum alles opdrunken (Emmen)
- open I: Alles lag open en bloot (Fluitenberg)
- openhartig: Die is zo openhartig, die vertelt je alles (Odoorn)
- opharken: Een keer in de week wordt alles opharkt (Hijken)
- opheuien: As het heui nog gewoon in het zwad lag, mus ie alles opheuien in zwillegies (Hijken)
- opknoeven: Hij knoefde alles op (Barger Oosterveld)
- opkroppen: Je moet niet alles bij je opkroppen (Zwiggelte)
- opnimmen: Ik heb die zaok gooud in de pen, ik heb alles gooud opneumen
- oppotten: IJ kunt wel alles oppotten, mor aj dood gaot, kuj het toch niet metnimmen (Eext)
- oppotten: Die potkert alles op, die gef gien cent oet (Nieuw Dordrecht)
- oprakken: Ze mut die rommel ies oprakken en niet alles laoten slingern (Broekhuizen)
- opreveln: Hij revelt alles achter mekaor op (Grolloo)
- opschriefboekien: Wij schrieft alles an in het opschriefboekien (Oosterhesselen)
- opsparen: Niet alles aachter mekaor opeten, je moet ok wat opspaoren veur mörgen (Rolde)
- optocht: As alles mitlöp, hej optocht (Meppel)
- opvoren: Wie hebt alles opvouwerd, wie hebben niks meer (Emmer Compascuum)
- opvreten: Loog vret alles op; het bit (Dwingelo)
- opzammeln: Wij hebt alles op ezameld (Zuidwolde)