U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goed"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- ieken II: Die gewichten bint goed, die bint net iekt (Oosterhesselen)
- iens I: Die bint het aordig goed met mekaar iens
- iepertien: Het kleine iepsie is goed dapper (Fluitenberg)
- ies I: Hie komp goed beslagen op het ies (Sleen)
- iezerkoek: Gelukkig neijaor/Bint de iezerkoeken al klaor/ Slokkie der bij/Dat is goed veur mij
- ijlu: IJlu hebt goed boerket (Sleen)
- inbörst: Van inborst is hie wel goed (Hollandscheveld)
- inbörst: Die is van inborst niet goed
- induken: Ie mut zo niet argens induken, veurdaj het goed bekeken hebt (Hollandscheveld)
- ingaspeln: Ie moet oe goed ingaspelen
- ingewikkeld: Ingewikkeld wa'k goed duvels, mar ik heb mij mor stilholden (Sleen)
- inhalen: Daor kunt ze ok goed inhalen
- inladen: Hij is nog goed gezond, hij kan nog flink ienlaan
- inlopen: Die mesiene möt eerst inlopen, hij lop nog niet goed (Dwingelo)
- inpoetsen: Dat hef hij hum goed in epoetst, ...in eschuund (Zuidwolde)
- inrien: Die hef der goed slag van um een peerd in te rien (Stieltjeskanaal)
- inslag: is goed van inslag (Elim)
- inslemmen: Het weer is nog goed, wij gaot de rogge vandaag nog inslemmen (Odoorn)
- inslempen: Aj boompies plaant, meuj ze goed inslempen, dan koomt ze bèter an (Hollandscheveld)
- insmèren: De dokter zee: drie keer daags goed insmeren (Elim)