U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jong"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- toom: Wij hebt nog een toom halfwas jong knienen (Borger)
- traon I: Hoe he'k het mit oe, jong; traonen mit tuten? (Hoogeveen)
- trouwen: As een jong een wicht zitten luut, wuurd e deur het jonkvolk trouwd. Hij gung dan op een wagen deur (Sleen)
- umgang: Die jong en dat wicht hebt umgang met mekaar
- umklèeien: Schiet ies wat op, jong, niet aaltied zo umkleien (Nieuw Dordrecht)
- umliek: Zo mien jong, wol ie niet umliek? (Dwingelo)
- umstaon: Toen heur jong trouwde, mus die heel umstaon leren (Gasselte)
- underballen: Geef maor ies op, jong, ik zal de klompen ies underballen (Vries)
- underrok: Toen wij jong waren, dreugen wij underrokken met mooie kaant (Beilen)
- vanzölf: Vanzulfs jong! (Odoorn)
- verdan: Een jong peerd veur de wagen en een old peerd in de tobbe, dan kunj verdan (Barger Compascuum)
- verhaken: As een aold en een jong peerd veur de plooug loopt en het jong peerd kreg teveul te trekken, dan gee (Eext)
- verholden: Die jong was glad verholden, hie wol vort
- verklikken: Die jong kuj der niet bij hebben, want hie verklikt alles (Zwiggelte)
- verknöttern: Pas toch op jong, die kraant neit hilmaol verknuttern (Vries)
- vernieler: Wat een vernieler van een jong (Grolloo)
- vernieler: De kleinste jong was de grootste vernieler (Borger)
- veroordielen: Je moet die jong niet veroordelen, want je weet niet of hie
- verrutern: Die jong hef de heuibulte verruterd (Erica)
- verslingern: Hie hef zuk an die jong verslingerd; wat is het toch wat! (Sleen)