U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kan"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- gezwind: Die kan er zo gezwind mit aoverweg (Hollandscheveld)
- giebel: Het is een echte giebel, ze kan overal wel om giebelen (Nieuw Amsterdam)
- giebel: Wat een giebel is dat toch, het kan niet weer opholden (Oosterhesselen)
- giest: Ik kan het mij best veur de giest halen (Dalen)
- giestig: Hij kan aordig geestig uut de hoek komen (Dwingelo)
- gieteling: Hij kan zingen as een geiteling (Peize)
- glas: Hie kan het glas niet staon laoten (Grolloo)
- glasoog: ...dan kan hij zo gemeen zitten loeren met zien rond glasoge
- glèeien: Mit mooi weer kan de straote in de verte ok zo glèeien (Hollandscheveld)
- glèende: Daor kan ik mij wel glen over maoken (Gieten)
- glèerderigheid: De boksem kan wel staon van glèerderigheid (Roden)
- glemen: Hol hom in de gaoten, hij kan zo mooi gleimen (Vries)
- gleuren II: Och, och, wat kan hij daor mit gleuren (Nijeveen)
- glienstern: Het kan wel ies een kolde nacht wurden, de steerns staot te gleenstern an de lucht (Ruinerwold)
- glimlach: Dat is zo'n zoerproem, der kan gien glimlachie of (Borger)
- gnaffelen: Hie kan zo gemeen zitten te gnaffeln (Balloo)
- goe I: Dat kan ik niet meer uut de goe holden
- goeddunken: Het kan oes goeddunken wegdragen
- goedheid: Grote gooudheid, wat kan die kerel ja lopen! (Eext)
- goedkeuring: Ik kan mien goedkeuring der niet an geven (Zuidwolde)