U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wat"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- bedenken: Hej der al wat op bedacht?
- bedenken: Hij bedaacht zich eerst, veurdat e wat zee (Rolde)
- bedoelen: Ik bedoul daj beter wat later kommen kunt
- bedoeling: Wat is de bedoeling van die iene knop an je radio? (Sleen)
- bedompt: Wat is er hier een bedompte locht in hoes (Rolde)
- bedompt: Wat kiek ie jao bedompt toe
- bedonderd: Wat keek e bedonderd, doe a'k hum dat zee (Coevorden)
- bedremmeld: Hij wet niet goed, wat
- bedremmeld: hij doen mut en stiet er wat bedremmeld bij (Broekhuizen)
- bedremmeld: Hij is wat bedremmeld
- bedreten: Wat heb ie uut evrèten, wat staoj daor toch bedrèten te kieken (Hollandscheveld)
- bedreugen: As het gres in het zwad wat bedreugd is, wordt het lösgooid (Sleen)
- bedrievigheid: Een mens mot wel wat bedrievigheid hebben op olde leeftied (Westervelde)
- bedroefd: Wat een bedroefd lochie heb ie jao (Smilde)
- bedrongd: Ie wussen niet better, mar wat lagen ij aaid bedrongd in de bedstee (Padhuis)
- bedrukt I: Hij keek zo bedrukt, zul e wat hebben? (Barger Oosterveld)
- bedukseln: Ze hadden wat hikhakkeraai, mor het is al weer wat bedisseld
- beduun: Wat zul dat alarm nou weer beduden (Schoonebeek)
- beduun: Ik heb een arfenis kregen, niet dat het wat bedudt
- beduustern: Aj bij het locht wegkoomt, moej erst wat beduustern (Wapserveen)