U zocht voorbeeldzinnen met daarin "weg"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- smoren: Gao weg, jong, of ik smoor die! (Barger Oosterveld)
- smous: Dat smousie lop altied bij de weg (Een)
- snaaien: De jonges snaaiden daor wat appels onder de boom weg (Kloosterveen)
- snaaien: Hij snaaide hum de pannekouke veur de neuze weg (Barger Oosterveld)
- snap I: Wij stunden op snap um weg te gaon (Padhuis)
- snerpen: As de zage scharp emaakt wordt, loop ik weg; ik wordt beroerd van det snarpen (Ruinerwold)
- snieveln: Hij snievoleerde gauw weg (Fluitenberg)
- snobbeln: den weg (Noordscheschut)
- snötterig: Hij is er wat snötterig bai weg kommen, hij ston nait in testament (Zuidlaren)
- soezen: Hie soesde morzo weg (Sleen)
- spekglad: Het was spekglad op de weg, ik gung zowat van de bienen (Zwinderen)
- spektakel: Um die neie weg meuken ze een spektakel, het was nich mooi meer (Barger Oosterveld)
- speur: Aj het speur maar eenmaol lös hebt, dan bi'j al mooi op weg
- speuren: Ze kunden de inbreker speuren tot aan de grote weg (Noordscheschut)
- spinkop: Spin(ne)koppen, die haalt wij weg met de kopstubber (Emmen)
- spitsenbladtie: Een spitsenbladtie stiet langs de kaante van de weg. Aj het breekt ruk het naor pepermunt (Hoogeveen)
- split: Wij hebt de weg verhard met split (Sleen)
- split: Het rad leup van de waegen, want de splitte was der veur weg (Diever)
- splitting: Een splitting wuir deur het veen graoven om een weg of knaol an te leggen (Emmer Erfscheidenveen)
- sprik: Ik heb hem geen sprik in de weg gelegd