U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wie"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 461 - 480 van 500
- opeisen: Wie aisen ons dail op (Emmer Compascuum)
- opgruien: Wie binnen van jongs of aan mit mekaor opgruid (Valthermond)
- ophangen: Wie mouten dai gerdienen nog even ophangen (Valthermond)
- opholden: Wie kunt de regen nich opholden (Barger Oosterveld)
- opkommen: Kom op, zeden wie eerder, as wie vechten wolden of an het wark mussen (Barger Oosterveld)
- opkrauweln: As wie eerder de bukse te lang haren, mussen wie hum opkrauweln
- oplaan: Wie mouten bieten oplaoden
- oplaoten II: Wie is het lèest hen bedde gaon, want die hef de laamp oplaoten (Oosterhesselen)
- oplopen: Wij mouten wat oplopen, aans kommen wie der nait (Eelde)
- opmaken: Wie mouten de karre nog opmaoken veur mörgen (Valthermond)
- opparsen: Wie hebben het ruterheui oppaarst (Emmer Compascuum)
- oprichten: Wie willen ain zangkoor oprichten (Valthermond)
- opsaggeln: Dat lam hebben wie opsoggeld (Emmer Compascuum)
- opstallen: In de haarfst motten wie het vei weer opstallen (Roswinkel)
- opstaon: *Wie de name hef van vrog opstaon, kan wel liggen blieven (Hoogeveen)
- optogen: Wie mouten de hokstee nog even optogen (Roswinkel)
- opvoren: Wie hebt alles opvouwerd, wie hebben niks meer (Emmer Compascuum)
- opzammeln: Wie mouten dai houke nog even opzammeln (Valthermond)
- over I: Daor wilt wie het nog èven aover hebben (Nieuw Schoonebeek)
- overbaan: Haol alles man over de bane, dan kunnen wie zein, wat wie aarfd hebben (Roswinkel)