U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dag"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 481 - 500 van 500
- wat IV: Wat dag is het vandage? (Zuidwolde)
- wat IV: Wat dag past je het beste? (Beilen)
- wederwaardigheden: Het was een dag west met veul wederwaordigheden
- weerkatten: Aolde mensken zeden vrogger, as het een hiete dag was: het blif mooi weer, want de weerkatten spiege (Borger)
- wied: Het is wied dag
- wiendroevenbos: Mans had een dag of wat eerder op de ledder staon, um de wiendroevenbos wat te leiden
- woord: Aw menaar veurbij gaot, is het 'goeien dag', maar aans bin ik hum nog neet te woord ewest
- wried II: Hie komp vreed veur de dag (Anderen)
- zammeln: Het zammelt al de hiele dag (Padhuis)
- zaoterdag: Het zal nog wal een dag en een zaoterdag duren, veur wij 'nkander hebt
- zèer II: Wat is dat ja een schrouwerd; aj door de heile dag bie weden meut, dout joe 's aovends de oren zeer (Barger Oosterveld)
- zetten: Zo'n plaggehut kunt ze in een dag zetten (Beilen)
- zied: Aj de hiel dag koren oflegd hebben, dan hej het 's aovends in de zied (Klazienaveen)
- zin: De kinder, die hebt het gooud op 't zin; zie speult de heeil dag
- zitterij: Ik musse de hiele dag zitterij holden
- zommers: Het was een mooi zomerse dag (Broekhuizen)
- zommers: Ze har een geduld as een zomerse dag (Ruinerwold)
- zommervisite: Zomervisite was een dag uut eten naor varre kunde tussen heui en de bouw (Zuidwolde)
- zond: Dag volk, nog zond? (Vries)
- zowat: Hij warkt zowat dag en nacht (Schoonebeek)