U zocht voorbeeldzinnen met daarin "alles"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 41 - 60 van 500
- bedibbeln: Die wil alles bedibbeln en dan nog wel graag bij aandern (Hollandscheveld)
- bedoktern: Wij mut eerst alles bedoktern, veur as wij het anneemt (De Wijk)
- bedrillen: Hij wil altied alles bedrillen (Erica)
- begekken: As alles begekt is, komp dat nog (Hollandscheveld)
- begèren I: Ie kunnen alles wel begeren, maar ie kunnen alles niet kriegen (Smilde)
- begèrig: Hie is zo begerig, dat hie holdt alles veur zuk zulf (Anderen)
- behaspeln: Wij moet ok alles behaspeln; er is gieneen die helpt (Drouwen)
- behekst: Hij is der zo behekst van, dat alles der veur möt wieken (Meppel)
- behusseln: Wat hej een drokte, aj alles behusseln moet (Emmen)
- bek: Met de bek kan hij alles, maor de haanden staot hum overal verkeerd veur (Coevorden)
- bekieken: Aj koomt, maj alles bekieken (Fluitenberg)
- bekliffelijk: Dat pak is veul te bekliffelijk, daor kuj drekt alles op zien (Odoorn)
- beknooien: Hij mus alles allennig beknooien (Roderwolde)
- bekuzeln: Hij hef alles al bekuzeld (Beilen)
- bel I: Ik heb alles in de vodden stopt, het waren niks as bellen (Weerdinge)
- bementeneren: Alles kan hij wel bemuiteneren (De Wijk)
- bescheren: Ie kunt niet alles mit de gek bescheren, want der blif altied wat hangen
- beschikking: Hij krig alles tot zien beschikken (Fluitenberg)
- beslaven: Ik mut alles maar in mien eentie besloven en beslaven
- besloven: Hij zit daags in de kroeg en het vrouwgien kan alles besloven (Beilen)