U zocht voorbeeldzinnen met daarin "auto"
Resultaten 41 - 60 van 152
- getoet: Het getoet van de auto's (Klazienaveen)
- gienien: Hie kun gieneein metkriegen in die aolde auto (Eext)
- gieren I: Moej die auto's is heuren gieren deur die schaarpe bochten (Eext)
- gördel: Hej de gördel wal vaast in de auto? (Borger)
- gresgruun: Gezienus het een grasgruine auto (Eexterveen)
- grieper(d): De bieten wordt met de grieper op de auto laoden (Drouwen)
- groot: Later, aj groot bint, kunj zöls wel een auto kopen (Broekhuizen)
- haand: Zie hebt die auto van de haand daon
- handel: Olde auto's binnen nait best in de handel (Valthermond)
- helling: De auto zet der nou weer knap uut, hij is net op de helling ewest
- heufdpries: Hij hef de hoofdpries wonnen, een auto (Barger Compascuum)
- hoedenplank: Het lag achter in de auto op de houdenplanke (Barger Oosterveld)
- iegender: De eigender van die auto is naargens te vinden (Eext)
- iezervast: Die auto lig iezervast op de weg (Sleen)
- ingang: De ingaank was te smal veur de auto (Diever)
- jagen: Hij jeug as een gek mit zien neie auto aover de weg (Ruinerwold)
- jatten II: Ie mut de auto wel ofsluten, want aans jat ze oe der alles uut vannacht (Meppel)
- jouker: Ik rie niet met de auto hen Amsterdam, dat is mij te jouker (Gasselte)
- kentieken: Hij hef nog zo'n aold kenteiken op de auto
- kinderziekte: In dei auto zit nogal wat kinderzeiktes (Barger Oosterveld)