U zocht voorbeeldzinnen met daarin "balken"
Resultaten 41 - 55 van 55
- spoor III: Sporens bint de schuun opstaonde balken, woor het dak op rust (Gees)
- ster: De jasse van die generaal was allemaol sterren en balken (Barger Oosterveld)
- stubben: Woj even de spinnekoppen oet de balken stubben? (Sleen)
- underslagbalk: Een onderslagbaalk steunt de andere balken (Roderwolde)
- veursprien: Wij moet de sluten veursprien, eer dat het zaod er op komp, en dan huw gien balken scheren (Oosterhesselen)
- veursprien: Veurspreiden deden wij met stro zunder koppen over de balken (Hijken)
- veurste: Hij zit altied onder de veurenste balken
- viefdoemer: Veur die dikke balken maj wal viefdoemers gebruken (Beilen)
- vlijen: De balkenlegger, dat was de man die de garven op de balken vlijde (Hoogeveen)
- wieken I: De pennen uut de kop van de balken wassen verrot. Toen kun het gebiente wieken (Noordscheschut)
- worstenkruus: Het worstenkruus hangt in de balken (Padhuis)
- zaod I: Wij hebt het zaod op de balken (Padhuis)
- zelvemelk: As de bouw op de balken was, kregen de aarbeiders zelvemelk as een traktaotsie (Ruinen)
- zigzageeg: um zaod under te eggen, hie had 5 balken, drei met rechte tanden en twie met kromme tanden (Sleen)
- zingen: van de balken valt