U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bang"
Resultaten 41 - 48 van 48
- suker: Bang veur regen? Doe bust toch nich van suker? (Barger Oosterveld)
- terechtkommen: Ik bin bang dat er niks van terechtkomp (Westerbork)
- toetast: Hij is neit bang veur een toutaast (waark)
- vrees: bang
- water: Hij is bang dat hij zich an kaold water brandt (Coevorden)
- weerwolf: Die was veur de weerwolf nog niet bang (Hollandscheveld)
- woesteling: Het was zo'n woesteling, het hele darp was er bang veur (Drouwen)
- wörmpoet: De runderhorzel, dei vleug rond het vei in de weide. Het vei was er bang veur, dat ze beersden deur (Vries)