U zocht voorbeeldzinnen met daarin "beiden"
Resultaten 41 - 53 van 53
- striekgeld: Ze wolden op de verkoop nich beiden, der zat gien striekgeld an (Barger Oosterveld)
- strikgeld: Striekgeld keun ie verdeinen mit beiden op een verkoop, mar het kan ok strikgeld worden
- stroken: Het strookt niet tusken die beiden (Eext)
- stroken: Die beiden bint zo verschillend, dat kan niet stroken (Dalen)
- tuffen: Zij tufkert er mooi met zien beiden langs op de brommer (Padhuis)
- tuschen: Ze hebt een heeg poot as ofscheiding tusken beiden (Eext)
- twiedonker: Zie zatten mooi met 'n beiden in het twiedonkern (Sleen)
- versjouwen: Versjouw die zak erpel mar even met je beiden (Oosterhesselen)
- verteunen: Die beiden könt het mooi vertonen, het is een komiek stel
- veurbank: Zie zaten met 'n beiden op de veurbaank
- water: Die beiden, dat is water en vuur
- weren II: Het weert niet zo best tussen die beiden
- wiere: Die beiden, die hebt het in de wiere mit mekaer (Dwingelo)