U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boks"
Resultaten 41 - 60 van 128
- kiel I: mij even een neie kiel in de boks (Padhuis)
- klundern: Het klondert hum in de boks dat het dondert (Hooghalen)
- klundern: Honderd! Schiet je in de boks, dat het klondert! (Balloo)
- knibbel: zeggen in hoes, het wief hef de boks an
- knöttern: Die man hef gien plooi meer in de boks, het knuttert almaol (Emmen)
- kontstuk: leren kontstuk in de boks (Eexterveen)
- koordstript: restreep boks kopen (Gasselte)
- kop: Zij is met de boks op de kop in hoes kommen
- kört II: Jan had het kört an de boks
- kralschroten: Bij een zwaart gelegenheidspak har men ok vaok een kralschroten boks an (Vries)
- kriegen: Dat kuj wel ies an de boks kriegen (Hooghalen)
- kruus I: Ik zal je een nei kruus in de boks zetten (Gasselte)
- lap: Zet even een lap op die boks (Mantinge)
- lapperig: Die aolde boks kuj niet dragen, die is zo lapperig (Sleen)
- lapperij: Dat is mij een lapperij van niks, die boks is gien cent meer weerd (Anderen)
- lichtlopen: Ik zal je ies lichtlopen laoten, d.i. ain achter bie de boks optillen, zodat e op tonen lopen mot
- lief I: Het is mar goed daj een dik lief hebt, want aans vuul je het etten zo in de boks (Padhuis)
- Loeksham: Kom mor op Loeksham, ik heb nog beter boks as dizzende
- lonten: Ik heb die boks even gauw an mekaar lont (Padhuis)
- lul: Hij had de lul oet de boks hangen (Padhuis)