U zocht voorbeeldzinnen met daarin "buren"
Resultaten 41 - 60 van 168
- feest: De buren maakt overal feest van
- feestholden: Oenze buren bint ankomen zaoterdag 50 jaor etrouwd en dan holt ze feest (Havelte)
- fiene: Koomt die buren niet bij mekaar? Nee, zij hebt 't altied mit mekaar in 't fiene (Broekhuizen)
- flansen: Zie muchten mekaar niet zo gèern, mor de buren hebt ze dunkt mij an mekaar flanst
- gebroek: Buren anzeggen is een Drents gebroek (Oosterhesselen)
- geharrewar: An de butenkaante leek het mooi, mor het was wel veule geharrewarre bij de buren (Hoogeveen)
- geklets: Dat geklets over de buren kan ik slecht tegen (Barger Oosterveld)
- geluud: As ze bij de buren de honden vaort, dan maakt ze een geluud van jewelste (Ruinerwold)
- gerak: As der een brulfte was, mussen de naoste buren zörgen veur al het gerak: taofels, stoelen, leppels, (Padhuis)
- geriefelijk: De buren bint zo geriefelijk, ze staot altied veur je klaor (Drouwen)
- gerieven: Ie kunt as buren mekaar aordig gerieven (Hijken)
- geven: Kiender, de balle niet bij de buren in de hof gooien!
- glorie: De buren waren der um half dreie nog niet weer; de butenlaampen braandden nog in volle glorie (Zuidwolde)
- grind: gen het huus en de buren tegels (Emmer Erfscheidenveen)
- hagel II: Dei buren bunt hagel op mekaar (Barger Oosterveld)
- hebben: Wij moet de buren nog een aovend hebben
- hiender: Die hiender van oze buren
- his II: His, hissa, Bello, daor hej de katte van de buren (Ruinerwold)
- hoeskundig: Wij bent bij de buren wel hoeskundig (Zuidlaren)
- hoesslachten: Bij het hoesslachten kregen de naoste buren vrogger een hutspottien (Nieuw Dordrecht)