U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dat"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 41 - 60 van 500
- achtergrond: Dat geval hef een bezundere aachtergrond (Anderen)
- achtergrond: Aj de achtergrond weet, dan dut het je gien nei meer, dat het zo gaon is (Beilen)
- achtergrond: Dat die vent altied zo drinkt mot toch een achtergrond hebben (Hijken)
- achterhaald: Dat boouk kuj wel vortgooien, wat daor in steeit is almaol al lang aachterhaold (Eext)
- achterhaald: Dat neis is aal laang achterhaold (Emmer Erfscheidenveen)
- achterhalen: Wel dat zegd hef, kun je toch niet meer aachterhaolen (Balloo)
- achterhalen: Dat geld is al lange op, dat kuj niet meer achterhalen (Elim)
- achterhalen: Dat was nog wal te achterhalen, het was net gebeurd (Weerdinge)
- achterhandse: Hij kreeg een achterhaandse, dat hij tutelde van de stoel (Pesse)
- achterhoef: Dat peerd is wat kreupel mit de linker achterhoef (Kerkenveld)
- achterholdend: IJ moet dat kind wat anhalen, het is nog wat achterholdend (Sleen)
- achterkaant: Dat is maor de achterkaante, daor zeej niks van (Beilen)
- achterkestiel: Dat meinse
- achterlaoten: Laot dat pakkie mor achter (Valthermond)
- achterlief: Dat zwien draait zo gek met zien achterlief (Emmer Erfscheidenveen)
- achterlief: Dat peerd hef een beste glippe op het achterlief op elèupen (Hoogeveen)
- achterliek: Dat is achterlieke rogge (Sleen)
- achterliek: Dat kiend van de buren is wat achterlijk (Wapserveen)
- achtern II: Het spiet mij van aachtern dat ik het niet
- achtern II: Hie wet van veuren niet, dat e van achteren leeft (Odoorn)