U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deel"
Resultaten 41 - 60 van 104
- hoeken: Hie hoekte zo even bij mij deel (Stieltjeskanaal)
- hoesien: Bij de eein steeit 't hoesie vort an de kaomer, de aander hef hum heeil aachter op de deel (Eext)
- horterig: De waogen is nou van die hortige straotstenen of en rolt naor oeze zaachte deel hen op
- hottefot: De kinder loopt met de hotfot op boeten, zie trekt het rietie aal op en deel en bij het geluud dat d (Eext)
- husseln: Hij is op de deel an het husseln (Westerbork)
- jakkern: Niet aal hen en weer jakkern; zet de fiets maor op deel (Gasselte)
- kaarnhoes: Het karnhoes was de kamer veur op de deel, waor kaarnd wuur
- kleien: Wij hebt nog een kleien deel (Sleen)
- kleien I: Wij moet de deel nog kleien (Sleen)
- kleigraven: Vrogger gungen wij hen kleigraven veur de deel (Stieltjeskanaal)
- knechtenkamer: De knechtenkamer was vrogger op de deel boven de koenen (Sleen)
- kniepen: IJ moet eerst de deel anvegen en der niet weer tuschenoet kniepen
- knollengruun: Even wat knolgreuin op deel haolen, aans is het mörgenvro misschien vroren (Eext)
- knooierij: Wat 'n knooierij was het daor, ij kunden niks zien op deel (Sleen)
- lamphok: Een lamphok zat er veur tegeliekse verlichting van de keuken en de deel (Westervelde)
- legge II: Wij gungen iedere mörgen een legge dörsen op de deel (Borger)
- liek III: Aj liek oet mekaar komt, hef ieder zien deel kregen (Odoorn)
- liemkoel: Oet die liemkoelen, ...kleikoelen greuven ze liem veur de deel (Oosterhesselen)
- middag: deel (Oosterhesselen)
- minachting: Op zien waarkvolk keek e aaid mit minachting deel (Eext)