U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dij"
Resultaten 41 - 47 van 47
- verscheuren: Dat is zo'n harde warker, dij man verscheurt zuk gewoon
- versmoren: Ik zal dij smoren, ...versmoren
- vest: Pas mor op da'k dij neit bij het vessie krieg
- voring I: De voring puult dij under de mantel oet (Exlo)
- wegmaken: Maok dij weg
- zetten: Hoeveul geld hef zij dij an het gat zet
- zoepengörtenbrij: Bij oous is een leeidtie bekend: *Op zoepengörtenbrij/En ik zal dij wel kriegen/Op zoepengörtenbri (Eext)