U zocht voorbeeldzinnen met daarin "doen"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 41 - 60 van 500
- bij II: Het pèerd bij de hingst doen (Sleen)
- bijleggen: Daor kan ik het niet veur doen, dan meu'k er jao geld bijleggen
- blinde II: Ie mut wel de blienden dichte doen, aans kunt ze oens zo beschieren (Broekhuizen)
- boetendien: Butendien hef hij nog wel wat bèters te doen (Hoogeveen)
- boetenwark: Het butenwark muj eigenlijk in de zomer laoten doen
- börgmister: Dat kuj best doen; zij zult oe zo maar gien borgemeister maken (Hollandscheveld)
- borgpen: IJ moet niet vergeten de borgpen der veur te doen (Valthe)
- bosschup: Jonge, wis do even een bosschop, ...bosschup veur mij doen? (Padhuis)
- bred: De koe wil kalven, wij moet het bred er achter doen (Stieltjeskanaal)
- bungeln: Hij is doen, hij bungelt er over (Sleen)
- buus I: Dat moej heur in de buze doen; zij kan het goed overbrengen (Zuidwolde)
- buven: Dat beuf ie niet te doen (Beilen)
- dag: Het is um een dag te doen
- dan: Dan moej het zo maor doen (Hooghalen)
- daolijk: Aj zegt: keuj dat dalijk èven doen?, dan bedoel ie direct, maar aj zegt: dat doe'k dalijk, bedoel i (Hollandscheveld)
- deurdentied: Deurdentieds kuj het er nog best met doen (Oosterhesselen)
- dichtdoen: De ogen dichte doen en sloeken
- diksel: Ze wolden de wagens achter mekaar doen, maor ze kunden het dikseltie nargens vinden (Beilen)
- ding: Het is een goed ding, dat ze dat doen (Klazienaveen)
- dodde I: Een vul een stokkien botter achter de koezen doen, dan kun hij de dodde kwiet worden (Wapserveen)