U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dood"
Resultaten 41 - 60 van 187
- dood II: Waor je dood wezen moeten, moej levendig naor toe (Klazienaveen)
- dood II: Hij löp zuk dood achter dat wicht an
- dood II: Dat is dood bier
- dood II: Het is zo dood as een pier (Elim)
- dood II: Dat is ok een dood lid van een kerel
- doodargern: Dei kerel aargerde zuk dood aan dat jong (Emmer Compascuum)
- doodvallen: Hij is zo gierig, hij valt dood op een dubbeltie (Hollandscheveld)
- doodzwiegen: Hij worde op het wark dood ezwegen (Hoogeveen)
- droevig: Dat is een droevige dood, zo'n jonge vrouw nog (Sleen)
- dunder: Dunder op dood holt gef een zummer nat en kold (Zuidlaren)
- eiber: *Aaiber, aaiber langepoot, slag zien eigen kinder dood (Roderwolde)
- elzenboom: Elzenbomen gaot gauw dood (Geesbrug)
- fladderak: As ik dood gao in de barak/Heb ik een flesse in mien zak/Mit fladderak!
- flink II: Oze buurvrouw holt zich flink nao de dood van heur man (Beilen)
- foei: Foi toch, het zwien is dood en het schit nog (Coevorden)
- fonds: Hij was net uut het fonds egaone, en toe gunk hum een koe dood (Broekhuizen)
- gaanzebord: Wat een dood op het gaanzenbord
- gaon: der an dood gaon (Westerbork)
- geelhaor: Dai gait nog lang nait dood, want dai is zo taoi as geelhaor (Valthermond)
- geven: Hie gef zuk niet, hie vecht zuk liever dood (Westdorp)