U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dun"
Resultaten 41 - 60 van 65
- roep: ...zo dun as een roepe (Zuidwolde)
- roesboezer: Die roesboezer van een jong giet deur dik en dun (Stieltjeskanaal)
- schaamper I: Wij kregen bij die gierige boer maor een heel dun schaampertie keze op brood (Elim)
- schibbe: Daor möt nog een schibbegien of, dan is het dun genog (Geesbrug)
- schilfer: Zo'n dun schilfertie, dat keuj toch gien fetsoenlijke plakke koeke numen! (Hollandscheveld)
- schollig: Dat biest is wat dun, .... schollig (Grolloo)
- sladde: Het wicht har zun dun sladdegie an, het leek naarms op (Rolde)
- sladde: Toen zij die jurk uut ewassen har, was het mar een dun sladdegie (Havelte)
- sprik: Een maoger dun kind is een sprik (Norg)
- sprikkel: Die sprikkel an de zende is vake van dun Spaans reit (Fluitenberg)
- spuling: Veul zwienen maakt de spuling dun
- stopnaald: Hij is zo dun as een stopnaalde (Emmer Compascuum)
- taille: Dat magie hef zo'n dun tallegien (Nijeveen)
- tengellat: Hij is zo dun as een tengellatte (Beilen)
- topangel: Een tophengel hef een dun toppie (Dwingelo)
- vermecelli: Wat is die soep ja dun, doe der mor is wat meer vermecelli in (Eext)
- vloermat: Ons vlouermat wordt aordig dun (Eexterveen)
- wanoor: Hij is zo dun, je kunt hum wal deur 'n wanoor halen (Padhuis)
- waol I: Aj een iemskörf vlecht, moej zörgen daj de waolen niet te dun hebt (Beilen)
- wiegen I: Daor zit een vogelie op een dun takkie te wiegen (Hooghalen)