U zocht voorbeeldzinnen met daarin "duur"
Resultaten 41 - 60 van 109
- jokken II: As mien neuze jokt, dan wordt de botter duur (Hoogeveen)
- kazemat: Hie hef goeie kazematten maokt, toen hie de eerpels zo duur verkoft hef (Rolde)
- keperflanel: duur (Eexterveen)
- keutel: Die is veur de keutel nog te duur
- klaor: Jan hef een kloor pak kregen, een gemaokte was hom te duur
- kommen: Probeert niet dat dink te kopen, dat komp oe te duur (Hoogeveen)
- kost: Hij is veur de kost nog te duur
- kosten II: Dat kost duur (Hollandscheveld)
- kouster: dan is het duur vleis (Ruinerwold)
- kwartel: Zo vaak as de kwartel slat, zo duur weur de boukweite (Barger Oosterveld)
- kwastig: Ik duur dat wark niet te doen, het wordt mij te kwastig (Oosterhesselen)
- land: Land bij het vuur is nooit te duur
- lös I: Het huurland is niet zo duur as het lösse land
- lu: Dat is te duur veur ons soort lui (Roderwolde)
- mage: Hie hef die koe duur an de maag kregen
- markoom: Hef zien vullegien duur verkoft/Smiet mij een stukkien kruudkoek of (Borger)
- merakel II: Het is een meraekel mooi ding en niet eens duur (Wapse)
- metloper: Die kou hebben wij duur verkocht, dat was een mitloper (Norg)
- mindern: As alles zo duur wordt, muw vanzölf wel wat mindern (Noordscheschut)
- moes II: Mous is een duur vret, eerst mous en dan het vet (Vries)