U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dwars"
Resultaten 41 - 60 van 63
- pissen: Dat kleine akkertien, daor kuj wal dwars overhen pissen (Padhuis)
- plas I: De kinder leupen dwars deur de plassen hen (Klazienaveen)
- poltern: Hij polterde dwars deur het laand (Emmer Erfscheidenveen)
- raamkop: Dwars over de wagen was de raamkop (Pesse)
- raotmes: Een raotmes is recht met een dwars stukkien der an (Sleen)
- rennen: Het karkepad rönde dwars
- riet: Der lop een reet dwars deur dit stuk hen; hie zakt en gruit dicht, mor toch is e te zeein (Eext)
- ritsmes: Een ritsmes wordt gebruukt veur het dwars ofmaken van bomen (Anloo)
- scheet: As hij een scheet dwars veur het gat zitten hef, is hij al bij de dokter (Klazienaveen)
- schief III: Hij kik wat schieve aover dwars
- snik III: Een snik is een briede beitel van wel 60 cm laank mit het haandvat der dwars op veur gaeten in de ge (Dwingelo)
- speciehakken: Wel lop daor toch met zien speciehakken en jubeltonen dwars deur de tunen hen
- splits: Een splits gung dwars deur de splitpen hen (Roderwolde)
- stof I: De gerdienen bint van holle stof maakt; ie kunt er dwars deurkieken (Nieuw Amsterdam)
- stuiten: Het dier was niet te stuiten, het gung overal dwars deur hen (Sleen)
- tegenin: Die vervelende krummel gait altied overal dwars tegenien (Barger Oosterveld)
- tie I: Aj mar een dwars woord zegt, dan is e al op de tienen trapt
- vergeven II: Ie hebt mij altied dwars ezèten, mar ik zal het oe wel vergèven (Ruinerwold)
- veurhoes: De gang lop dwars deur het veurhoes (Oosterhesselen)
- weerbössel: dwars