U zocht voorbeeldzinnen met daarin "emmer"
Resultaten 41 - 50 van 50
- umhandeln: Die emmer is zwaor, ik wil even umhandeln (Sleen)
- umlopen: Ik heb de emmer met melk umlopen (Wijster)
- umscheuren: De koe scheurt de emmer um
- umtrappen: De koe hef mij de emmer umtrapt (Grolloo)
- waschhoek: Daor stund een emmer drinkwater met een holten bol (Stieltjeskanaal)
- zinken II: Laot de emmer mor in de put zinken
- zitten: Wat zit er in de emmer? (Emmer Compascuum)
- zoegerstang: De zoegerstang is het diel van de pomp van de slegel naor de zoeger, ...emmer (Sleen)
- zoegklep: De zoegklep in de emmer van de pomp was kepot (Weerdinge)
- zunneklips: Wij keken naor de zunneklips in een emmer water (Zwinderen)