U zocht voorbeeldzinnen met daarin "flink"
Resultaten 41 - 60 van 170
- flink II: Het giet der flink reur
- flink II: Het regent flink op (Barger Oosterveld)
- flink II: Pak hum mar flink an (Wapserveen)
- flink II: Kiender, dan meuj flink deurlopen, aans koj te laat in huus (Hollandscheveld)
- flink II: Wij zint vandaog flink opscheuten met de schoonmaak (Odoorn)
- flink II: Op de schole kan hij flink mitkomen (Diever)
- flink II: Hij giet flink veuroet (Drouwen)
- flink II: Hij hef het flink te pakken
- flink II: Ja, ie mut maar flink ien de stront reuren
- flink II: Een halve kerel mit een flink wief, die reddet heur stief (Zuidwolde)
- flitsig: Het is een flitsige kerel, hij kan wal flink wat doen (Emmen)
- foeters: Hij kreeg flink foeters van zien va toen hij te huus kwam (De Wijk)
- fokpremie: Hij zal wal flink wat fokpremie kriegen
- fruit: Aj ziek bint, moej flink fruit eten (Sleen)
- gelukkig: Ze hebt de leste jaoren gelokkig eboerkt en flink wat op de baank kunnen zetten
- giehonger: Aj giehonger hebt, moej een flink stuk roggebrood eten (Borger)
- glazenwupper: Die glaozenwuppers kuj een flink end weghouwen en springen wolden ze ok (Gasselte)
- grui: As kinder in de grui bint, mut ze flink èten (Koekange)
- gruizaam: Het is greuizaom weer as het overdag waarm en zunnig is, en het 's naachts flink regent (Balloo)
- haand: Laot de haanden mar ies flink wappern