U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gistern"
Resultaten 41 - 45 van 45
- snap II: Ik har gistern een vos in de snappe
- wegbrengen: Zij hebt hum gistern weg ebracht (Hoogeveen)
- winnen: Gistern wun hij wat in de lotterije (Dwingelo)
- zoas: Het is niet zuk mooi weer zoas gistern (Emmen)
- zun: Vandaege is er minder zunne as gistern (Diever)