U zocht voorbeeldzinnen met daarin "grof"
Resultaten 41 - 51 van 51
- rolvleis: Rolvleis mus wat grof sneden worden (Exlo)
- schatvat: dat is wat grof (Norg)
- schriel: Wat is dat toch een grof mèensk, een heeil aander as heur zuster. Dat is mor zu'n schriel geval (Eext)
- schuurpepier: Der is grof en fien schuurpepier (Valthermond)
- sliepen: De meulen mout slepen worden, want de koffie wordt te grof (Valthermond)
- spiet II: Grof spiet
- testament: Grof testament
- veursprien: Met het dakdekken wordt de eerste laog met grof reit veurspraid (Peize)
- voel I: Die fietse geeit mit het grof voel mit (Diever)
- zakken I: Zakken stof is wat grof geweven stof (Stieltjeskanaal)
- zakkengoed: Zakkenstof is grof geweven goed (Emmen)