U zocht voorbeeldzinnen met daarin "haand"
Resultaten 41 - 60 van 209
- haand: Het wil niks van de haand vandaog
- haand: Wat was der gistern bie jou an de haand? (Barger Compascuum)
- haand: Hij holdt hum de haand boven de kop
- haand: Aj wat ofspreekt, moej de haand der an holden (Oosterhesselen)
- haand: Aj een mooie tuun hebt, dan moej de haand der an holden
- haand: Ik kan hum neet in de haand holden (Dwingelo)
- haand: Dat heb ie zölf in de haand (Beilen)
- haand: Hie verdedigde zuk met haand en taand (Eext)
- haand: Zie hebt de leste haand deran legd (Anloo)
- haand: Hie stak de haand in iegen boezem (Zweelo)
- haand: ger haand (Valthermussel)
- haand: Hie wil elk naor zien haand zetten (Zwinderen)
- haand: Zij hebt er de haand op weeiten te leggen (Eext)
- haand: Hie kun gien haand veur ogen zeein (Anloo)
- haand: Dat lig wal veur de haand, daj heur hen hoes brengt (Oosterhesselen)
- haand: Oet de haand verkopen of verhuren
- haand: Hij stek der gien haand naor oet
- haand: Hij wil het niet weten, mar hij hef er de haand in had
- haand: Zij stonden haand in haand (Norg)
- haand: Het gebeurt haand op haand