U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hakken"
Resultaten 41 - 60 van 87
- hakken: Vrouger mössen wie kanten hakken, noe nich meer (Barger Oosterveld)
- hakken: Met de dwarse of bree biele der in hakken
- hakken: Wat hum mankeert, mag Joost weten, hij zit jao aoveral op te hakken (Ruinerwold)
- hakken: Hij zit op hum te hakken (Meppel)
- hakken: Hie hef aaid wat te hakken
- hakseln: hakken
- haorsnieder: As die haorsnieder je het haor knipt, is het gien gezicht met al die hakken en takken (Odoorn)
- hazevet: Die möt wat haezevet an de hakken hebben (Dwingelo)
- hazevet: haozevet an de hakken
- hoos I: Hij lop ok altied mit de hozen op de hakken
- hoos I: Hij hef zich de hakken oet de hozen lopen (Padhuis)
- hummel: Hij hef hummels in de hakken
- intrekken II: Hie trök de hakken in
- jagen: of de duvel hum op de hakken zat (Gasselte)
- kakken: Achter de hakken kakken
- kakken: Een Drèense koe kan kakken/Mit iene keutel op twei hakken
- katei: Het is mor een katei, dat hef niks um hakken
- keutel: Een Drèense koe kan kakken/Mit iene keutel op twei hakken
- kortholt: De buurman was an het körtholt hakken op het ies, dan kun hij der makkelijk bij (Hoogeveen)
- krom: Die koe is krom in de hakken