U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hemd"
Resultaten 41 - 60 van 71
- hemdrok: Dende hef het ok op de hemd
- kiel I: kiel in het hemd zet
- kleur: ...as een voel hemd
- kruderig: Toen die hum het hemd van het gat vreug, worde hij krudig en diende hum hansem van repliek (Meppel)
- lichten I: het hemd mit lichten (Barger Oosterveld)
- lief I: Het jonge volk hef tegenwoordig gien hemd an het lief
- loezenrikkien: Vrogger meuke wij in het split van een hemd
- Mietje: As Mietje met de (slappe) was komp, kriej een schoon hemd an (Sleen)
- nat II: Ik was zo nat, ik har gien dreug draod meer an de hoed, ik har het er tot het hemd toe deur (Sleen)
- ophalen: IJ moet je boks wat beter ophalen, het hemd hangt er oet (Sleen)
- ree III: Dat hemd is nog rei (Pesse)
- riemen I: ie kunt het hemd er veur lichten (Hooghalen)
- rok I: *Het hemd is naoder as de rok (Klazienaveen)
- roodbaoien: Hie hef het roodbaoien hemd antrökken (Sleen)
- spinnegien: Zo'n spinnegien meuken wij aleer in het hemd (Exlo)
- split: Opa haar nog een split in zien roodbaoien hemd (Valthermond)
- split: Het split in het hemd was te klein; de kop kun der niet deur (Gasselte)
- streupen: Hij streupte het hemd over de kop (Sleen)
- tip I: Eerder meuken ze een tippie in het hemd
- tip I: In de tippe van het hemd zat een scheurtie