U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuren"
Resultaten 41 - 60 van 199
- geschel: Dat is door een geschel en een geroup, heuren en zein vergait joe (Barger Compascuum)
- geschetter: Die een aokster op zien heem hef, kan geschetter heuren
- geschiet II: Ie kunden het gescheit al van wieden heuren (Barger Compascuum)
- gesten': Ie kunden het gesten en gekreun in de andere kamer heuren (Barger Oosterveld)
- gevluuk: Wat een gevleuik, niet um an te heuren (Gasselte)
- gezicht I: Hai trekt ain gezicht, hai kon het wel in Keulen dunderen heuren (Valthermond)
- gieren I: Moej die auto's is heuren gieren deur die schaarpe bochten (Eext)
- gieren I: Je kunden an het gieren van het zwien wal heuren, waor slacht weur (Borger)
- gloep I: Laot de deur mor op de gloep staon, dan kuj het beter heuren (Sleen)
- goed I: Moej dat gooudtie nou is heuren, wij kriegt vast aander weer
- goezen: Muj de wiend heuren goezen! (Elim)
- goornspek: Ik heb wel eens heuren vertellen: Wij hadden het vroeger niet zo rieke, det wij alle dagen spek kreg (Ruinen)
- gres: Pas mar op, denne kan het grös heuren wassen
- gres: Het is mooi weer, ie kunt het grös heuren gruien (Hollandscheveld)
- grommen I: Moej de hond is heuren grommen (Sleen)
- groot: Zij menen dat ze, nou ze groot binnen, dat ze bij wat aj numen, de grote lui heuren (Meppel)
- gruun II: Ik mag wal een mooie mop heuren, mor het mot niet te gruun wezen (Borger)
- gunterbok: Aachter in het veld kuj nog wel is, veural as het stil is, een gunterbokkie heuren (Eext)
- guntern: Dat sikkie mot neug wat hebben, ie kunt het hier heuren guntern (Beilen)
- guntern: Guntern, dat is bliede lachen, op haarde toon, zodaj het op ofstaand kunt heuren (Eext)