U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kant"
Resultaten 41 - 45 van 45
- warm: De warme kant van de akker
- waterlaoge: Met gaarvensmieten moej niet te dicht an de kant op de zaodbult kommen, want dan gaoj mij de waoterl (Gasselte)
- ziede III: kant
- zommerhaansch: IJ hadden eerder zommerhaanschen en winterhaanschen. Zommerhaanschen, dat was een soort kant (Sleen)
- zörgelijk: Het is een kant, zörgelijk wief