U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kast"
Resultaten 41 - 54 van 54
- snuien II: Wat doej te snuien in de kast? Wat zuuk ie? (Westerbork)
- toef: Wij hadden een kast met een toef
- toog I: Mien moe har een mooie toog op de kast (Havelte)
- trekharmonica: trekduze, ...kast, ...orgel
- twie: Hij zee, wat wordt de borrel duur, kast er twai kan melk veur kopen (Eexterveen)
- underkant: De underkaant van de kast wilt nog wal ies spinkoppen zitten (Sleen)
- verstaft: Het goed lag verstaft in de kast (Westerbork)
- vervlijen: in de kast
- vlieggat: In een körf zit een ielgat en in een kast een vlieggat (Sleen)
- weinig: Ze veegt mekaar de kast oet en niet weinig (Odoorn)
- wienkraft: De wienkrafte stiet in de kast (Koekange)
- wörmen: De kast wörmt (Zweelo)
- ziedstuk: Ien ziedstuk van de kast paste niet (Borger)
- zulvern: Dou kast dat zilvern vaasie mooi oppoetsen (Coevorden)