U zocht voorbeeldzinnen met daarin "knecht"
Resultaten 41 - 60 van 98
- knecht: Veur het volgend jaor hew weer een knecht wunnen (Padhuis)
- knecht: der zien knecht
- knecht: Die vrouw wordt daor as knecht gebroekt
- knecht: Hij is de duvel zien knecht
- knecht: Hai kent de duvel en zien knecht, ...en zien mouer
- knecht: Wie kent een eerste knecht en een tweide knecht, een vaste knecht en een losse knecht (Barger Oosterveld)
- knecht: de grote knecht
- knecht: de kleine knecht
- knecht: de volle knecht of eerste knecht (Klazienaveen)
- knecht: de oldste knecht en de jongste knecht (Barger Compascuum)
- knecht: Wij haarden vrogger 'n vaaste knecht in het waark (Diever)
- knecht: Koom ies bij mij, mien kleine knecht (Ruinen)
- knecht: De planken weurden met een knecht in mekaar dreven en dan vastspiekerd (Oosterhesselen)
- knecht: Met de knecht kuj een waegen optillen
- knecht: Haal mij de knecht is even op
- knecht: De dekker holdt het reit bai mekaor met de knecht, totdat hij het vastbonden hef (Norg)
- knecht: de olde knecht
- knecht: IJ kunt niet ieuwig bij mekaar blieven, zee de knecht die drie dagen bij 'n boer west was en toen we (Oosterhesselen)
- knecht: Hond schiet mij een knecht (Emmen)
- knecht: Bestel je hond, ik ben je knecht niet (Hooghalen)