U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koppel"
Resultaten 41 - 60 van 94
- lekkerij II: Die har zo'n koppel lekkerij bij zuk! (Sleen)
- moes II: Oons volk hebt een groot koppel moos en een beste lap hoender
- naopien: Nao de operaotsie hef e een koppel naopien had (Eext)
- nust: Een koppel nusten hebben
- oelveer: Wij hebt een koppel hoender; de zit wal tien van die oelveren tuschen (Sleen)
- oetkeuren: Do kas oet die koppel de besten oetkeuren (Padhuis)
- oetpoeten: Hie hef zun koppel geld in de jasbuus, dat die poet hildal oet (Eext)
- ofbietertien: Dan hej een mooie koppel biggen en dan zit er ien zo'n klein ofbietertien tussen (Sleen)
- oorsmeer: Een koppel oorsmeer in de oren is lastig; ij heurt niet zo veul (Eext)
- oost: Die koppel fietsers gung oost op
- opjagen: Ik heb nog een koppel patriezen opjacht, toen ik over de maotdiek fietste (Padhuis)
- opschot: Wij hebt gien streng winter had en noou is der een koppel opschot op het laand (Eext)
- overienkommen: Die kleuren komp een heeil koppel met 'nkander overeein, der zit haost gien verschil in (Eext)
- overzien: Van kinder moej een koppel overzeein kunnen (Eext)
- pannenschieter: Hij hef ok een heile koppel van dei pannenschieters (Barger Compascuum)
- plezierwagen: Een plezierwaogen is bij oes een waogen met een koppel volk erop (Drouwen)
- poesien I: In het veengat zit een koppel poesies (Eext)
- Pools: As het er Pools um vort geeit, is der een koppel lawaai (Eext)
- poter I: Mit een koppel poters kuj der in ein dag heilwat inlopen (Barger Oosterveld)
- priewelkont: Bij een koppel kinder is der aaid wal een priewelkont (Schoonebeek)