U zocht voorbeeldzinnen met daarin "langs"
Resultaten 41 - 60 van 251
- geriefzaom: Ik had een lekke band, maor der kwam een kerel langs, die hiel geriefzaom was en mij huulp (Padhuis)
- geut: De geuten langs het huus
- gieseln I: Der weide een pan van dak, het ding gieselde an mij langs (Gasselte)
- gloepen: De hond gloept zo bij je langs (Stieltjeskanaal)
- goederntram: Daor gung eerder de goederntram langs (Sleen)
- grauwen: Die hond grauwde mij net langs de boks
- graven: Wij moet nog een sloot an het laand langs graven (Sleen)
- griezelig: Op de fiets allèn bij het bos langs, dat vind ik toch zo griezelig (Borger)
- grindpad: Een grindpad langs het hoes
- grindweg: de grindweg langs en dat op reis naor E. toe
- harshoorneulie: Harshoreneulie streken ij het pèerd an de bienen langs tegen muggen (Sleen)
- hebben: Wij hadden 't der niks op, daor in het duustern langs te gaon
- heer: Het levend giet altied niet langs 's heren wegen (Klazienaveen)
- hegenkannegien: Langs die weg stiet nog een hiele rij hegenkannegies (Oosterhesselen)
- heideril: Daor zit nog een heideril an het land langs (Sleen)
- heufdweg: Hij gunk langs de heufdweg (Zuidwolde)
- hoed II: As kinder deden wij 'hoedtien plak an' as er iene mit een strohoedtien langs gung
- hoelen I: Het hoelde der langs (Sleen)
- hoelen I: As een hond in een bepaolde richting stund te hoelen, truk der gauwe een dooie langs (Barger Compascuum)
- hoenderledder: Het hoenderleddertien is het leddertien, woor de hoender langs mussen um in het hok te kommen (Gees)