U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leren"
Resultaten 41 - 60 van 81
- neikommend: Die neikommende knecht mot nog wal leren umstaon (Odoorn)
- nimmen: Het nemen hoej de miesten niet te leren (Koekange)
- oetpoetsen: Verget niet die leren tas oet te poetsen (Padhuis)
- öpper: Al speulende een höpper leren (Pesse)
- opzitten: Ik zal hum leren opzitten (Barger Compascuum)
- opzitten: opzitten leren
- perenboom: Ja, ja, uut de tied van de leren sliepstien en de stienen parebome
- sabben: Sabben is um het drinken te leren (Stieltjeskanaal)
- schaden: Ain beetje meer leren zal die nait schaoden (Tweede Exloërmond)
- scheer III: Die leren kokers weurden scheren nuumd (Hooghalen)
- scheer III: Schèren bint leren stokken um de ziedstrengen tegen het kaal worden (Broekhuizen)
- scheermes: ...een leren riem um het scheermes an te zetten (Dwingelo)
- scheuvellopen: Aj scheuveljagen wilt leren, is het eerst wal een gehaspel (Padhuis)
- schoester: De schoester maakt mit zien priem altied gatties in de leren zoule (Nieuw Schoonebeek)
- slagen: Hij kan goud leren, hij slagt overal veur (Roswinkel)
- sliepstien: *Ja, ja, uut de tied van de leren sliepstien en de stienen parebome
- slof I: Mulen waren mit leren zolen en gien hakken, sloffen waren hielemaole van zacht materiaal (Zuidwolde)
- snötlepel: Ik zal die snötlepel opzitten leren
- spekzool: Spekzolen gaot aordig langer mit as leren zolen (Barger Oosterveld)
- splitsen: Ik zal je wel even leren, hoou of ij een nei oog an die strengen splitsen moet (Eext)