U zocht voorbeeldzinnen met daarin "licht"
Resultaten 41 - 60 van 92
- licht III: Hai denkt er nogal licht over (Zuidlaren)
- licht III: Die nemp het nogal licht op (Wapse)
- licht III: wark giet mij vandage licht of (Stieltjeskanaal)
- licht III: Hie prat mij te licht over dingen waor as e het èend niet van overzeein kan (Eext)
- licht III: Hie kan licht en zwaor
- licht III: Dat was maor een licht buigie (Dwingelo)
- licht III: Je moeten hom niet te licht schatten
- licht III: Hie is te licht veur het geld
- licht III: Hij zit licht an het geld
- licht III: Zien fiets fietst heeil licht, ij huft haost niet te trappen (Eext)
- licht III: Hij komt der licht an, en hij geft het ok licht weer uut
- licht III: Zal ik oe ies licht leren lopen?
- licht III: Ik bin licht in de kop (Emmer Compascuum)
- licht IV: Der zit licht een gauwdief tussen (Ruinerwold)
- licht IV: Ie kunt oe licht vergissen (Hoogeveen)
- licht IV: Ie kunt licht nog wat aans kriegen (Hoogeveen)
- lichten I: Licht is
- lichten I: Licht! (Roswinkel)
- lichtlopen: licht III
- lichtmelkt: Een licht