U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lief"
Resultaten 41 - 60 van 139
- kokkern: Het kokkert mij in het lief (Exlo)
- koorts: hef de kolde koorze op het lief
- koppel: Aj 'n koppel eet en drinkt, kriej vast een dik lief (Eext)
- krek: Het is mij krek um het even/Ik heb Reinder net zo lief as Steven (Sleen)
- kreut: Wat is het een lief kreut
- leed: Lief en leed met mekaor dielen (Buinen)
- lid I: Hij is gezond van lief en leden (Barger Compascuum)
- lief I: Hij lag op het lief
- lief I: Het lief döt mai zeer van het lachen (Eexterveen)
- lief I: Dende hef het lief over de boksemboord hangen (Exlo)
- lief I: Die hangt ok mar van alles um het lief
- lief I: Het jonge volk hef tegenwoordig gien hemd an het lief
- lief I: Die hef de ogen groter as het lief
- lief I: Doe e heurde dat ze hum pakken wolden, kreeg e het aordig op het lief
- lief I: De haanden um het lief houwen tegen de kolde (Havelte)
- lief I: Hij is recht van lief en leden (Ekehaar)
- lief I: Gistern leup ik hum tegen het lief (Meppel)
- lief I: Het hef nich veul um het lief
- lief I: Hie hef mij het an het lief smèerd
- lief I: Het is twai handen op ain lief