U zocht voorbeeldzinnen met daarin "maak"
Resultaten 41 - 60 van 80
- mars IV: Mars, maak daj weg koomt, ie hebt hier niks te maken (Pesse)
- mee: Van 2 pond hunnig maak ik 5 liter mèe (Fluitenberg)
- meelpong: Maak ij even een meelpong klaor veur de mulder? (Sleen)
- meiregen: Meiregen, maak dat ik groter wordt (Wijster)
- mót V: Maak ter mor gien mot mèer over (Sleen)
- muite: Maak mor niet meer muite as neudig is (Stieltjeskanaal)
- narf II: Maak even een narfien in het holt
- nat II: Maak je börst maor nat, want nou zal het gebeuren (Hooghalen)
- nusterij: Allemaole nösterijen, maak ie oe daor drok umme? (Hoogeveen)
- opveegsel: Maak de dèle ies èven schone, daor lig zo'n opvèegsel (Koekange)
- pias: Van karton en touw maak ij zölf een pias (Oosterhesselen)
- pikhamer: De pikhamer broek ie bij het lassen. Daor maak ie de kwasten met weg (Hijken)
- poerem: Maak er maar niet zo'n poerem van
- puddingbrij: maak ij puddingbrij (Sleen)
- punt II: De dechte van de lamp brandt in een punt, maak hum even schoon, anders walmt het zo (Barger Compascuum)
- rebullie: Maak daor toch niet zo'n rebullie van (Emmen)
- rief: Maak dat stukkien kees mar even op met de rief (Oosterhesselen)
- riefsel: Der lig nog wat riefsel, maak der even schotballen van (Sleen)
- rim: Maak even een rim langs de erpelkoel (Zweelo)
- roegies: Jonges, maak nou gien roegies, straks löp het op ruzie uut