U zocht voorbeeldzinnen met daarin "maken"
Resultaten 41 - 60 van 416
- börgmister: Dat kuj best doen; zij zult oe zo maar gien borgemeister maken (Hollandscheveld)
- brabbel: Ie mut mij niet in de brabbel maken (Hoogeveen)
- breken: Wees maor veurzichtig, hie kan je maken en breken (Exlo)
- bril: Hij is nog te gierig um een neie brille op het huusien te maken (Ruinerwold)
- bui: Low maken daw in hoes komt, der komp een dikke bui an (Oosterhesselen)
- burenruzie: ...dan hej met die burenruzie ok niks te maken (Sleen)
- buugzaam: Bij het maken van körven gebroekt ze wilgentakken, umdat die zo lekker buugzaam bint (Hijken)
- buurtschup: De buurtschop is an ezegd um de weg vrij te maken (Pesse)
- café: IJ kunt van een café gien boerenschuur maken
- citroen: een kwast veur oe maken (Broekhuizen)
- couraozie: Eerst courazie indrinken en dan heibel maken, zo giet dat vake (Hoogeveen)
- degelijk: Hij hef er wal degelijk met te maken (Westerbork)
- deis: Ie mut niet zo hurterig mennen, ie zulden dat peerd deis maken
- deurhakken: As ze vroeger bouweitveen hakten, hakten ze dat veurjaors weer deur um het fien te maken (Barger Oosterveld)
- deurscheren: Eerst opbreken en dan op twei maken. De darde laoge was deurscheren en en veierde was liek leggen (Barger Compascuum)
- deurslag: Hij wol gatties in het lèer maken, mor hij kun nargens de deurslag vinden (Hijken)
- diel II: Wij broekten vroeger grenen dielen um de stuw in de sloot te maken (Oosterhesselen)
- dienstbaor: Wij zult zien dew die verslèten wagen nog een poosien dienstber kunt maken (Koekange)
- dik II: Het waoter dik maken
- doejak: Met die doejak moej niet te völ te maken kriegen (Padhuis)