U zocht voorbeeldzinnen met daarin "makkelijk"
Resultaten 41 - 60 van 73
- muldersknup: geet, mor diej heel makkelijk löstrekken kunt (Hijken)
- naotied' II: Naotied is het makkelijk proten (Mantinge)
- oetvegen: Vroeger hadden wij in schoel een lei met een griffel; kuj hiel makkelijk fouten oetvegen (Emmen)
- ofgaon: Het giet hum nog niet zo makkelijk of, hie hef er muite met (Emmen)
- onbehulpzem: Het is wel makkelijk zo'n grote trekhake, mar een onbehölpzaam dink (Ruinerwold)
- plee: Een dubbele plee was in eein vertrek, har eein bred met tweei gaoten naost mekaor. Het was makkelijk (Eext)
- puntdak: Het is makkelijk te vienden. Het is an de rechterkaante en daor is mar ien huus mit een puntdak (Broekhuizen)
- rad I: Het is wel is makkelijk aj een groot rad in de kaor hebben (Norg)
- rein: Het was neit makkelijk om er weer met in het raine te kommen (Eelde)
- riense: Van ledder tot ledder kwam disse rienste te liggen um makkelijk te zitten (Smilde)
- rillen II: Wollen sokken wilt makkelijk rillen (Diever)
- schatter I: De schatter möt nog kommen; haol de koe mar even op de stal, dat is wal zo makkelijk (Oosterhesselen)
- schel I: Disse sinasappel wil makkelijk uut de schelle (Fluitenberg)
- slaon: Het was niet makkelijk, mor hie hef zuk er knap deurslagen
- spanner: Bij het richeln is het wal makkelijk dat er van die spanners bint (Hooghalen)
- sprikkel: Aj koren meien mussen, dan was het makkelijk aj der èven zo'n sprikkel andeden (Hollandscheveld)
- stand: Aj mar iensgezind bint, kan er makkelijk wat tut staand kommen (Koekange)
- steekschup: Mit een stikschippe kun ie makkelijk deur stieve grond (Ruinerwold)
- toetkan: Oet een toetkan is het makkelijk schenken (Emmen)
- tuschen: As mindere man kom je daor niet makkelijk tussen