U zocht voorbeeldzinnen met daarin "middag"
Resultaten 41 - 60 van 64
- opschieten I: Opscheeiten; straks is het middag en dan hej nog niks daon (Anderen)
- overhangen: IJ moet die erpel nog overhangen, aans hej ze tegen de middag niet gaar (Sleen)
- pèerdegres: Tussen de middag mugt de pèerde even in het pèerdegres lopen under de bomen
- poteten: Wai kriegen van middag poteten (Roderwolde)
- rek II: Het is nog een hele rek, veurdat het middag is (Rolde)
- reken II: Ze wilt ook wel geern ies een middag vurt, moej rèken (Ruinerwold)
- remoerig: Mit Dwingelder maark wordt het volk tegen het ende van de middag wat remoerig, ...rumoerig (Dwingelo)
- roepen: Roep ze maor even; het is middag (Mantinge)
- roffel: Zow nog een roffeltien doen veur de middag?
- slaopedoorns: Hij wreef hum um middag de slaopedoorns uut de ogen (Ruinerwold)
- spin I: .../Spin in de middag/Gelach (Sleen)
- stapans: Het leup al stapans hen de middag
- stienschaaf: Ze hebt hum de hele middag laoten lopen um de steenschaove (Hollandscheveld)
- toet II: Ik heure de toet, het is middag (Kerkenveld)
- tot: Hoe lang hej wark? Tot (hen) an de middag (Sleen)
- trekken: Ze trukken achter de middag
- umklungeln: Ik heb de hiele middag niks daon, allend wat bij huus umklungeld (Beilen)
- umslag II: Het is umslag middag (Weerdinge)
- verdwelen: Hij is die middag hielmaol verdwöllen (Padhuis)
- vesper I: Vesper holden gebeurt tusken het middag en aovendeten in, um drei uur, half veiere (Nieuw Schoonebeek)