U zocht voorbeeldzinnen met daarin "minder"
Resultaten 41 - 60 van 81
- minder: Hou geit het? Och, het is niet minder
- minder: As dat gebeurd was, was het minder west (Sleen)
- minder: Het weer is minder as gistern
- minder: is er niet minder op worden
- minder: Het is neit minder; haost wat beter (Eelde)
- minder: Het is aordig minder mit hum (Hoogeveen)
- minder: De wereld wordt hou langer hou minder (Roderwolde)
- minder: Die wond is al weer minder worden (Eexterveen)
- minder: Nou kuj zien dat hij minder wordt
- molen: Ik hebbe ruzie ehad mit mien breur. (...) Zuks mut nooit lange molen, daor wordt het minder van (Ruinen)
- monster II: Die mag ok wal ies wat minder eten, want dat wordt een aordig monster (Zwiggelte)
- muntker: Het is een muntker en daordeur is die koe minder wèerd (Zweelo)
- neilichter: Een minder geleuvige is een neilichter (Roswinkel)
- niks: Het is nog minder as niks
- nog: , Het is nog minder as niks
- onmaote: Maote stiet, maor onmaote vergiet, maar een koppie koffie meer of minder zal oe niet hindern (Meppel)
- oog: Mien ogen wordt helderweg minder (Broekhuizen)
- riestern II: De stoele wordt aordig minder, mar wat wi'j ook mit die jongen der op te riestern (Ruinerwold)
- schaopengres: Schaopengres is een minder soort gres (Sleen)
- scheepsploug: ...7 vrouwen en 5 man, naar gelang de lengte 1 bijkruier, meer of minder. Zie verwarkten 400 m. in t (Schoonebeek)