U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mus"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 41 - 60 van 500
- askenkolk: De assenkolke mus elke morgen lèeg emaakt worden (Ruinerwold)
- bakbaggeln: niet te veule, want het mus zo kunnen staon (Elim)
- bat: Het schip mus deur de batte (Schoonoord)
- bedanken: Ik mus het baonie wel annemen; ik kun er min veur bedaanken (Roderwolde)
- bedrèeien: Hij wol het nog wel bedrèeien, mar mus wel schuld bekennen (Schoonoord)
- beduun: Ik har hum goed bedud, hoe as het mus (Koekange)
- beduun: Hij hef mij bedud dat ik bij hum mus kommen (Erm)
- bedwingen: Hij kun zuch nich bedwingen, hij mus lachen (Barger Oosterveld)
- bèer III: Hij mus even de bèer slachten (Wes), ...snien
- befoegeln: Hij mus het aordig befoegeln um zuk er oet te redden
- begaon II: Zie hebt mekaor zo begaon, de dokter mus er an te pas kommen (Borger)
- bekieken: De hiele buurt mus het neie peerd bekieken (Zwiggelte)
- bekniepen: Een nei stuk kleren mus beknepen worden en per ongeluk ok wal, wat der onder zat (Barger Compascuum)
- beknooien: Hij mus alles allennig beknooien (Roderwolde)
- bekopen: Hie mus het met de dood bekopen (Zwiggelte)
- bekrupen: Het vlas mus bekreupen worden (Zweelo)
- benen: Die stok mus biend worden, dat gebeurde in 't vuur of kokend water (Oosterhesselen)
- beraoming: Der mus wat an het hoes gebeuren en wij wolden geern eerst een beraoming hebben van de kosten (Buinen)
- beraon: Hij mus zuk beraon, veurdat e antwoord gaf (Weerdinge)
- berappen: Hij had 't edaone, mar ik mus het berappen