U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nak"
Resultaten 41 - 52 van 52
- slinger: Hij slag de puut met een slinger op de nak (Eelde)
- smèren: Hie lat zuk van alles op de nak smeren
- smiegemerd: in de nak huw
- speknak: mien iegen nak
- stienpoest: Aj een steeinpoest in de nak hebt, is dat niet lekker (Eext)
- twie: Hij hef een nak as twei aandern
- vogel: Woor ze specie met op de nak hen boven drugen, dat was de vogel (Sleen)
- wichtergenaode: Bij wichtergenade kneep een wicht iene in de nak en zee: Genade, sucade, citroen (zeg:) Ik zal het n (Padhuis)
- wilddrager: Die wilddraoger har de haozen op de nak (Grolloo)
- woord: *Je kunt beter je woord breken dan je nak (Peize)
- zweer: Wat hej daor een malle zwèer in de nak (Beilen)
- zwöl: Hij is hen de dokter, hie hef een zwöl in de nak (Eext)