U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nogal"
Resultaten 41 - 60 van 478
- billig: Bie dei lappieswinkel kenst nogal billig terechte (Valthermond)
- binnensmonds: Hij praot nogal binnenmonds (Zuidwolde)
- bluiing: Die koe hef nogal aordig bluiing in het gier (Geesbrug)
- boerenkundigheid: Der was nogal wat boerenkundigheid (Sleen)
- börst: Hij zet nogal wat börst op
- börstrok: Met zuk warm drukkend wèer is opa nogal op de borstrok
- bouwwark: Zie maakt er nogal een hiel bouwwark van
- bovenlading: Het schip har nogal wat bovenlaoding (Roderwolde)
- braosem: Een braosem kuj nogal makkelijk boven waeter kriegen (Diever)
- breipreim: Breipreeimen wadden van iezer, wollen wel roesten en mussen nogal is schuurd worden (Eext)
- brekvellig: Het hoes is nogal brekvallig
- bukken I: Hij hadde nogal wat praoties, maor toen kreeg hij een goeie bokken te pruven en höldt zich varder w (Hoogeveen)
- buul: Hij had nogal wat geld in de buul (Uffelte)
- creperen: Hai crepeert nogal aordig (Roden)
- darpsleven: Het darpsleven verschilt hier ok nogal wat met dat in aander Drentse boerendarpen
- dat II: (...) en dus de kosten betaeld, dat er nogal in leup (Dwingelo)
- dellig: De man was nogal dellig in het gezicht
- deup: De deup duurde nogal lang in de kerk (Westerbork)
- dragelijk: As het mor niet heter wordt, is het weer nogal draogelijk (Anderen)
- draod: Der komp nogal wat draod op